SERGE LIFAR

 werd op 2 april 1905 in Kiev in de Oekraine geboren. Op zijn zestiende kwam hij in de dansstudio van Bronislava Nijinska terecht, balletmeester van het ballet van Kiev. Hij werd een van haar meest begaafde studenten.

Drie jaar later vluchtte hij, in januari 1923, Rusland uit om zich samen met vijf andere jonge dansers te voegen bij het Ballets Russes van impressario Serge Diaghilev. Diaghilev was niet bijster tevreden over de danskwaliteiten van het vijftal maar de vitaliteit en werklust van Lifar beviel Diaghilev wel.

"Hij zal een danser worden," voorspelde hij. Lifar wilde zo graag in de gunst komen van Diaghilev dat hij zelfs 's nachts oefende en zo maakte hij in Monte Carlo op 17 april zijn debuut in Le mariage d'Aurore.

In juni trok hij Diaghilevs aandacht door hem, bij een repetitie waarbij iedereen ging lunchen en Diaghilev achterbleef, wat broodjes en een flesje bier te brengen.

Pas een jaar later kreeg hij ook een relatie met Diaghilev, wiens affaire met Anton Dolin begon af te koelen. Ze brachten in augustus enkele dagen samen in Venetie door, en hoewel Diaghilev ook nog steeds innig bevriend was met zijn secretaris Boris Kochno, duurde de relatie met Lifar tot aan Diaghilevs dood in 1929 (op welke dag de twee rivalen, die elkaar jarenlang getolereerd hadden, elkaar naar de keel vlogen, als twee dolle honden die om hun meester vochten, aldus Misia Sert).

Met balletmeester Cecchetti

Na de dood van Diaghilev was hij tot 1945 balletmeester in Frankrijk, hij schreef en danste zijn eigen balletten. Later werd hij ook de artistiek leider van het ballet van de Parijse Opera. Tijdens de oorlog stond hij op vriendschappelijke voet met Duitse militairen en daarom werd hij na de oorlog twee jaar uitgesloten van werk in Frankrijk (zodat hij twee jaar actief was voor het Ballet van Monte Carlo. Maar daarna werd hij weer van alle verdenking gezuiverd en mocht hij terugkomen.

Serge Lifar aan de bar, door Picasso

Bij gebrek aan een testament werd Lifar door de Franse staat uitgeroepen tot erfgenaam van de enorme verzameling kunst, kostuum- en decorontwerpen en boeken van Diaghilev. Lifar wilde dit aan Lausanne (waar hij in 1981 ging wonen) schenken mits er een museum zou komen, maar de stad hapte helaas niet. In 1984 werden de meeste voorwerpen geveild in Londen voor ruim vier miljoen gulden

.

Met Alice Nikitina in Romeo en Juliet van Bronislava Nijinska

In 1939 organiseerde hij, als goed erfgenaam van Diaghilev, een gala-optreden bij de Diaghilev tentoonstelling om zo geld in te zamelen voor Vaslav Nijinsky, die op dat moment behandeld werd in een dure Zwitserse kliniek. Lifar bezocht hem in juni van dat jaar en beweerde dat Nijinsky bij deze ontmoeting weer gedanst zou hebben.

In 1958 verliet hij de Parijse Opera na een menigsverschil met de leiding. Zijn laatste ballet werd in 1960 in Lausanne uitgevoerd. Hij was in 1961 in Nederland om bij het Nederlands ballet zijn werk 'Le Mirage' in te studeren, het premiere-stuk van het Holland festival dat jaar. "Ik wil overal mijn esthetica uitdragen."

Lifar stierf op dinsdag 16 december 1986 te Lausanne, vermoedelijk aan kanker.

Lifar stond bekend om zijn temperamentvolle karakter, hetgeen hem tot grote artistieke prestaties bracht, maar dat hem ook in vreemde situaties kon brengen. Zo nodigde hij oit markies de Cuevas uit voor een duel, hetgeen overigens eindigde in een omhelzing. Ook weigerde hij eens te dansen omdat het decor hem niet aanstond. Ook deed hij een poging om zich bij de begrafenis van Diaghilev in het graf te werpen.

Lifar danste ondermeer in Les Facheux, Le Train Bleu (van Massine), Zephire et Flore, Les Matelots en Apolon Musagete en De verloren zoon. De laatste twee waren gemaakt door George Balanchine, de laatste choreograaf van Diaghilev.

Zijn eerste eigen choreografie was Renard (1929). Later maakte hij nog Icare, David triomphant en Alexandre le Grand. Hij bracht het gestagneerde opera-ballet weer tot leven en maakte ook de lyrische balletten met heroische thema's weer populair, waarbij hij de homoseksuele hoofdpersonen niet schuwde.

Met Diaghilev en de Cecchettis's

Lifar schreef vele boeken over ballet, waaronder zijn autobiografie, Ma vie, een boek waarin bijna elke zin met 'ik' begon.

Gedurende zijn leven was hij overigens blijvend geïnteresseerd in zijn illustere voorganger Vaslav Nijinsky. Hij zocht deze frequent op, en zorgde ervoor dat deze na zijn dood in Engeland alsnog in Parijs begraven werd.