MEER OVER LEIDEN
2014 (naar stambomen van
Leiden)
De Naam
De stad Leiden ligt op het punt waar twee armen van
de Rijn, de Mare en de Vliet, samenkomen. In de middeleeuwen verkreeg Leiden
stadsrechten en het oudste document daarover dateert uit 1266. Daarin breidt
Floris V deze stadsrechten uit.
Maar de oudste nederzettingen dateren al uit de
Romeinse tijd, de Rijn was de noordgrens van hun gebied en daarom bouwden zij
nederzettingen zoals Albanianis (Alphen aan den
Rijn), Matilo (Roomburg) en
Pretorium Agrippine (Valkenburg).
Maar ook Lugdunum. Dit lag
ten westen van Valkenburg, en dus niet op de plaats waar Leiden ligt. Toch
wordt Leiden vaak aangeduid als Lugdunum Batavorum.
Waarschijnlijk heeft Leiden deze naam geannexeerd in
de zestiende eeuw, toen vele documenten in het Latijn werden opgesteld en voor
plaatsnamen Latijnse varianten werden bedacht.
De naam van Leiden zelf is gemakkelijker te
verklaren, Lede of Leijthon is een oude benaming voor
een waterstroom, een wetering.
In 1083 wordt de naam Leijthen
voor het eerste gebruikt, in 1200 is dit veranderd in Leijden.
De geschiedenis
Een van de oudste bouwwerken in de stad is natuurlijk
de Burcht. Daarin konden de mensen met vee bivakkeren als er gevaar dreigde.
Daarom was er ook een waterpomp aanwezig. Verder bestond de stad uit de
woningen van de graven van Holland met tuin erom heen, benevens een kerkje. Dat
werd later de Pieterskerk.
In de Middeleeuwen was de stad een vesting met
houten huizen en rieten daken. Het had een agrarisch karakter, met bijv. vee
dat op straat liep.
Maar de lakenhandel kwam op gang en de stad
floreerde. Leiden sloot een overeenkomst met de Hanzesteden zodat ze een goede
afzetmarkt hadden voor hun lakens. Voorwaarde was echter dat het laken van
Engelse wol was gemaakt en Leiden werd dus afhankelijk van Calais.
In de zestiende eeuw kwam er een versteningsproces
op gang. Zo was er subsidie op leien daken. Maar aan de welvaart kwam een
einde.
De laken-industrie
stortte in ineen.
In 1574 werd de stad door de Spanjaarden belegerd.
Dit beleg was een militaire fout, want men had verzuimd om voedsel binnen de
muren te halen en tevens om schansen af te breken, toen dat nog mogelijk was.
Op drie oktober werd het beleg echter
afgeslagen. (lees meer over drie oktober)
Hierdoor kreeg Leiden een jaar later een
universiteit.
Na het beleg verkeerde Leiden in een slechte
conditie, de nijverheid was ingestort en het inwoners-aantal
was gezakt van 14 duizend naar 10 duizend mensen. Jan van Hout, de
stadssecretaris, trok naar Engeland om daar arbeiders te werven voor de stad.
Hij kwam terug met enkele Frans sprekende vluchtelingen die naar Engeland waren
gegaan omdat het Noorden van Frankrijk en Belgie
onder de katholieke Spanjaarden was gevallen. Leiden werd een stad van
vluchtelingen.
Speciaal voor deze mensen werd een hele nieuw wijk
uit de grond gestampt. Kloosters (Abcoude, Schagen en Nazareth) werden
afgebroken zodat er ruimte was voor nieuwe huizen. De nieuwelingen woonden
voornamelijk in de Marewijk. In tegenstelling tot de
Vlamingen, die al eerder gekomen waren, waren er Walen in alle soorten en maten;
niet enkel textiel-arbeiders, maar ook vaklui,
middenstanders en onderwijzers. Dit zorgde voor een nieuwe bloei van de laken-industrie, maar nu met wol van mindere kwaliteit,
baai en grijn.
Er waren zoveel Walen dat er al in 1584 een eigen
Waals-Hervormde gemeente werd opgericht, met de Vrouwenkerk als middelpunt. De
Waalse gemeente telde op dat moment 425 lidmaten.
Er volgden nog meer vluchtelingen, nu vooral uit
Namen en Luik.
Na 1680 kwam er een nieuwe golf vluchtelingen door
de strengere vervolging van de Hugenoten in Noord-Frankrijk. Velen trokken naar
Delft, Amsterdam en ook (ca 100) naar Leiden.
De Walen richtten scholen op van hoog niveau; om
subsidie te krijgen van de stad moesten ook Leidse
kinderen worden toegelaten. Er werd ook een Waalse bibliotheek en een
Waals hospitaal opgericht. De Franse taal werd – behalve in de kerk – steeds
minder belangrijk en ook het geloof veranderde. Men wisselde van kerk, ging
dopen in de andere kerken zodat de Waalse gemeente terugliep van 5000 naar 2000
(Fockema Andreae). Maar het Frans liet wel zijn
sporen na in het Leids, dat nog altijd zangerig is en
waarvan de beroemde R-klank ook waarschijnlijk teruggaat op het Frans.
Leiden groeide. Binnen de singels woonden 70.000
mensen ontzettend dicht op elkaar. Ter vergelijking, op een gebied nu zeker
twee keer zo groot wonen er ca 112.000 mensen.
Veel prachtige 17e eeuwse
huizen met fraaie
gevels werden in de 19e eeuw gesloopt omdat het onderhoud ervan
veel te duur was.
Er zijn echter nog wel een paar fraaie exemplaren te
vinden!
Het wapen
Toen in 1121 de graven van Holland een kapel lieten
bouten op de plek van de latere Pieterskerk, wijdde de Utrechtse bisschop Godebald deze aan apostel Petrus, de bewaker van de
hemelpoort. Zijn symbool van de twee gekruiste sleutels siert sindsdien het Leidse stadswapen.
Dit wapen veranderde in de loop der tijd. Soms hield
een leeuw de sleutels vast, soms twee leeuwen. Na de tweede wereldoorlog hief
de leeuw een zwaard, omdat dit strijdbaarder was. Het wapen van Leiden bestaat
momenteel uit een leeuw met twee sleutels.
De kerken
De oudste kerken in Leiden zijn uiteraard de
Pieterskerk (ca 1400) en de Hooglandsekerk,
Sint Pancras.(ca 1400)
Wat later kwam de Onze lieve Vrouwe
kerk, dat in 1584 door de Walen mocht worden gebruikt. De ruimte was al gauw te
klein, daarom mochten de Walen ook de Gasthuiskerk in de Breestraat gaan
gebruiken (1635) en de Marekerk, die in 1649 was
afgebouwd.
In 1644 de Bethlehemskerk
op de Lammermarkt, een Hoogduitse kerk.
In 1648 werd de Lokhorstkerk gebouwd voor
Doopsgezinden.
In 1663 de Loodskerk, een
protestantse houten noodkerk voor de protestanten, op de Oranjegracht.
In 1671 de Remonstrantse kerk op de Middelweg (een
schuilkerk)
Voor 1730 moesten de katholieke kerkdiensten
verborgen blijven. De kerken waren niet echt geheim, maar zagen er van buiten
uit als een gewoon huis. Maar in 1730 werd deze verordening geschrapt waardoor
er nieuwe katholieke kerken kwamen in Leiden.
De Hartebrugkerk (1837) werd gebouwd nadat het plan
om de Vrouwenkerk over te nemen, mislukte.
Aan de Langebrug kwam de Petruskerk. Later (1933)
brandde deze af waarna hij in 1936 aan de Lammeschansweg
verrees.
In de Haarlemmerstraat was de kerk van de Franse
Karmelieten, later de Mon Pere kerk. Deze werd
omgebouwd tot een zwembad en nog later gesloopt.
In 1888 werd de Oude Vestkerk
gebouwd door een groep die uit de Hervormde kerk stapte.
De grachten
Het rapenburg is gebouwd volgens de Middeleeuwse
structuur. Bij het bouwen van de Herengracht gebruikte men een andere
procedure. Het nieuwe stadsgedeelte werd in stukken verdeeld en per stuk geveild.
De aannemer had de plicht om binnen twee jaar op de grond te bouwen, anders
ging de grond weer terug naar de gemeente.
De Pest
In Leiden
zijn veel pestepidemieën geweest, namelijk in 1603, 1604, 1605, 1624, 1625,
1635, 1655, 1664, 1669 en 1670.
Tussen aug
1624 en okt 1625 stierven 9897 mensen. Dat was ongeveer een vijfde van de
bevolking.
In de
periode jun-dec 1635 waren er 14.582 doden, dat was bijna een derde van de
bevolking.
De pest
kwam met handelsschepen uit het midden-oosten. Door
besmette scheepsratten kwamen de haven en handelssteden met de pest in
aanraking, de vlooien sprongen van de dode ratten over op mensen.
De
builenpest leidde binnen twee weken tot de dood, de long-pest binnen twee dagen
en aan de pest die tot bloedvergiftiging leidde, kon je in enkele uren dood
zijn.
De eerste
pestuitbraak in Leiden was in 1368. Er kwamen regels op het gebied van afval,
in 1404 kwam er een vuilnisman.
Vanaf 1450
werden de besmette mensen ondergebracht in het Catharina Gasthuis aan de
Breestraat (later de Waalse kerk)
Achternamen
Begin 2004 hadden 118.745 inwoners van Leiden bij
elkaar bijna 27.000 achternamen. De meest voorkomende naam was Van den Berg met
534 vermeldingen. Daarna kwam De Jong met 509 en Van Leeuwen met 504
vermeldingen.
De naam 'Van Leeuwen' heeft overigens weinig te
maken met het dier zelf, maar komen van het oude woord 'lee' of 'leeuw' dat
'grafheuvel' betekent.
De verdere top tien bestaan uit Jansen, Smit,
Bakker, Van Dijk, De Vries, Schouten en Visser.
Overigens zou de naam Jansen net als in de rest van
Nederland op nummer een staan, als de naam Janssen bij Jansen opgeteld zou
worden!
(bron: L.Dagblad)
Opvallend
in Leiden zijn uiteraard de vele uit het Frans verbasterde achternamen. Sommige
namen ondergingen enkel een verschrijving (van Blanchard
naar Blansjaar); anderen werden vertaald en hertaald. Er zijn namen bij die
veranderen van Jardin, via Hof en Tuin weer naar Sjardijn.
Kleine
bloemlezing:
Beaumont =
Schonenberg
Chardon =
Distel
Chemain =
Weeke
Chevalier
= De Ridder
Couvreur
= Decker
Dieu = Ju
Drap = van der Laaken
Fournier
= Bakker
Graincourt
= Korenhof
le Jeune = De Jonge
Nimlet = Vijlbrief
Peijs =
Vrede
Pieton =
Voetvolk
Piteijn =
Verrejager
Reveille
= De Wekker
De
Ville = Devilee
Burgraven van Leiden
1083 - 1108 Alewijn
1143 - 1156 Alwinus Castellanus
1167 Elinand Castellanus
1202- 1241 Jacob
1251 - 1253, Christina, dochter van Jacob. Zij huwt
met Dirk van Cuijck.
1266 - 1319 Hendrik van Cuijck
1319 - 1339 Dirk van Cuijck
1339 - 1348 Philips van Wassenaar
1348 - 1392 Dirk van Wassenaar, had geen wettig
nageslacht
1392 - 1428 Philips van Wassenaar, een neef van Dirk
van Wassenaar
1428 - 1447 Hendrik van Wassenaar
1447 - 1451 Jacob van Wassenaar
1451 - 1496 Jan I van Wassenaar
1496 - 1523 Jan II van Wassenaar. Zijn dochter Maria
huwde Jacques, de eerste graaf van Ligne
1523 - 1544 Maria van Wassenaar
1544 - 1552 Jacques de Ligne
1552 - 1583 Philippe de Ligne
1583 - 1624 Lamoral de Ligne
1624 - 1641 Albert Henri de Ligne
1641 - 1651 Claude Lamoral
de Ligne, totdat de stad het burgraafschap
aankoopt.
De burggraaf benoemde tot 1420 de schout en de schepenen van de stad.
Burgemeesters:
1651 - 1664 Jan Pietersz
van der Maersche
1664 - 1681 Hermans Jansz Schuijl
1681 - 1711 Daniel Simons van Alphen
1711 - 1736 Pieter van Leijden
1736 - 1746 Gerard Amelis van Hoogeveen
1746 - 1759 Pieter Gijs
1759 - 1763 Nicolaas Danielsz
van de Velde
1763 - 1764 Diederik van Leijden
1765 - 1788 Pieter Cornelis van Leijden
1788 - 1794 Diederik van Leijden
omstr. 1795 Johan Gael
omstr. 1813 Diderik van Leyden Gael
1813 - 1817 Mr.
M.C. van Reverhorst Oranjegezind
1820 - 1842 Mr.
J.G. de Mey (collectief van burgemeesters)
1851 - 1858 Albert Otto
Ernst van Limburg Stirum
1858 - 1866 Daniel Siegenbeek (geboren te Leiden)
1866 - 1880 Willem Cornelis van den Brandeler
1880 - 1894 Louis de Laat de Kanter
1894 - 1903 Francois Was
1903 - 1909 Nicolaas de Ridder
1910 - 1927 Nicolaas Charles de Gijselaar
1927 - 1941 Adriaan van de Sande Bakhuyzen
1941 - 1945 RN van Ruijter Steveninck
1946 - 1964 Francois Henri
van Kinschot
1946 - 1964 FH van Kinschot
1965 - 1971 Gerrit Cornelis van der Willigen
1971 - 1980 Adriaan Jan Vis
1980 - 1999 Cornelis Hieronymus
Goekoop
1999 - 2002 Jan Klaas Tjipke
Postma
2002 - 2003 Wolter Lemstra
(waarnemend)
2003 - Henri Johan Jozef Lenferink