De familie Keijlard – Wim (oorlog)
Zijn ouders Jeugd Verkering
Gezin Oorlog Kamp Na de oorlog
(jan
2020) Terug naar Mijn Stambomen
De oorlog kwam dichterbij.
Soms was er een luchtalarm, dan moesten ze zo snel mogelijk de schuilkelder in.
Omdat het gebied zo drassig was, stond die bunker boven de grond, het was een
heuvel begroeid met gras. Binnen stonden lange banken. De jongste dochter kreeg
de opdracht om de flitspuit mee te nemen, want er waren veel muggen in de
vochtige ruimte.
Er was inmiddels een Engels
bezettingsleger aangekomen, ze hadden hun groene tenten op het voetbalveld van Bagoes Koening gezet. Wim zelf
was niet meer thuis, omdat hij in dienst was. Voor zijn vertrek nam hij een
foto mee, die onlangs gemaakt was.
Na de kerstvakantie vertrok
zoon Bob weer naar de HBS. Maar in januari en februari werd het serieus, Ambon
viel en er was een bombardement op Buitenzorg. Er werd gezegd dat het wellicht verstandiger
was om naar Java te evacueren.
Wim huurde een vakantiehuisje
op de helling van de Goenoeng Gedeh in West Java, waar Cor en haar
dochter met de familie Beemers heen zouden gaan. Per
trein reisden ze naar de kust, na de oversteek, waar het erg druk was met
militairen, reisden ze wederom met de trein naar Buitenzorg. Vanaf daar namen
ze een sado (paard en wagen) naar het huisje.
Ze hadden diverse hutkoffers gepakt, maar deze kwamen nooit aan. Bob
kwam wat later met een sado vanuit Bandoeng naar hen
toe.
Vaak zagen ze de Japanse vliegtuigen overkomen voor een
bombardement en beide gezinnen maakten zich erg zorgen over de mannen, die
onder de wapenen waren.
Op een dag kwam Beemers langs,
hij had drie dagen verlof. In maart kwam er een telegram dat Wim in Batavia was
aangekomen. Cor ging er meteen naar toe.
Wim vertelde hoe hij per boot had getracht Java te
bereiken, hetgeen niet gelukt was. Daarna was hij met vele anderen naar het
zuiden gelopen om daar op het uiterste puntje naar Java over te steken. Met
behulp van een veel te vol beladen prauw was dat gelukt. Daar belde hij met Cecile, de vrouw van
Gerrit, zodat zij een telegram kon sturen aan Cor.
Het stel bracht hun laatste nacht door bij Cecile, die in Salemba woonde. Wim kreeg geen verlof en Cor keerde terug
naar de bungalow.
Inmiddels begonnen de bedienden zich vreemd te gedragen, de
djongos deed verkeerde boodschappen en de baboe bleef
maar huilen om de kinderen, “Ah kassian nonnie…”
Later in maart viel Batavia en er deden veel enge verhalen
de ronde over de Jappen. Ineens kwamen en Indonesische mannen vertellen dat ze
moesten vluchten omdat de Jappen kwamen. Ze pakten de rugzakken met de
belangrijkste dingen maar op de vlucht naar de woning van de administrateur van
de theeonderneming Tsiseureuh (Ciseureuh) werd alles afgepakt.
Door de Indonesiërs, er was geen Jap te zien.
Ze reden door de sawahs en kwamen
veilig aan bij het huis van meneer van Doorn, alwaar overal veldbedden lagen.
Kapitein Holle deelde dekens uit.
Op een nacht hoorden ze alle soldaten schreeuwen, door de radio was de overgave
bekend gemaakt.
Opnieuw kwamen de Jappen. Ze wilden de vrouwen en kinderen
wel naar Bandoeng brengen, want hier konden ze niet
blijven. Er kwamen twee trucks voorrijden en de Jappen begonnen te selecteren.
Toen duidelijk werd dat de jonge vrouwen in een andere tuck
moesten stappen dan de ouderen en kinderen, zei de kapitein van de KNIL dat er
door niemand ingestapt zou worden. Uiteindelijk vertrokken de Jappen zonder
buit.
Het huis was echter te klein voor iedereen. Iemand van de
BPM regelde een nieuwe bungalow die toch leeg stond, vlak bij het Poentjak hotel. Daar gingen ze met de familie Beemers wonen. In het begin waren ze opgelucht dat ze weg
waren bij de onderneming, maar al gauw bleek dat de Jappen in het hotel
verbleven. Ze kwamen langs en gingen gewoon naar binnen. Ze wilden thee hebben
en Willie moest voorlezen uit Pim en
Mien.
Omdat ze genoeg hadden van die vele bezoekjes, bonden de
moeders een doek om hun keel en gingen ze heftig hoesten als er een Jap in de
buurt was. Meestal hielp dat.
Op een dag kwam er eindelijk bericht van Wim. Hij had veel meegemaakt en was nu
geďnterneerd in een oud ziekenhuis in Batavia. Omdat hij daar weer een soort
toko beheerde, had hij een pasje waardoor hij naar buiten kon. Hij bezocht
Gerrit en Cecile, maar ook oom Willy Keijlard, die in het St Emanuel ziekenhuis
lag. Via Cecile kon hij geld en pakjes sturen naar Cor en de kinderen, eenmaal
verzond hij ook geld in de hagelslag, die ineens bij de lunch tevoorschijn
floepte. Dit had als gevolg dat Cor en de kinderen zelfs de suiker en de meel
gingen zeven op zoek naar geld.
De moeders vonden het te gevaarlijk worden in het huisje en
wilden graag weg, Beemers vertrok naar Bandoeng, Cor en de kinderen naar Batavia. De reis ging
lopen en af en toe me een sado. In het begin waren ze erg huiverig voor de
Indonesische mensen die ze tegenkwamen, maar deze groetten heel gewoon.
In Bandoeng logeerden ze een
poosje bij vrienden, de familie Orthel. In juli 1942
konden ze in huis bij mevrouw Polak. Hoewel de Jap alle scholen verboden
hadden, werden er toch clandestien klasjes georganiseerd. Bob ging naar het HBS klasje van mevrouw Kok en
Willie kon terecht bij mevrouw Limborg op de Geboenenweg. Cor hoorde dat zuster Weeda mensen zocht om op
haar huisje en spullen te passen want zelf bleef ze liever in het ziekenhuis,
waar ze zich veiliger voelde. Cor mocht met de kinderen in het kleine huis en
was er dolblij mee. Eindelijk kon ze weer zelf koken.
Ze kregen het bericht dat Wim was overgeplaatst naar de Glodok gevangenis. De gevangenen mochten geen briefjes en
pakjes meer ontvangen. De moeders gaven elkaar tips als ergens krijgsgevangenen
aan het werk waren, want ze moesten vaak bomen kappen of bruggen bouwen. Ook
gingen ze naar de spoorwegovergang omdat de auto’s met krijgsgevangenen daar
vaak moesten wachten tot de trein voorbij was. Eenmaal zagen ze Wim daar. Hij
gooide een overhemd naar hen toe, hetgeen ze thuis helemaal uit elkaar tornden
in de hoop op een briefje. Dat zat er niet in, Wim zei later dat hij impulsief
dat hemd gegooid had voor zoon Bob.
Jaren later ging Willie op reis door Indië en zocht ze naar
de bungalow waar ze gewoond had met haar moeder en broer. Ze vond hem en kon,
na een sleutel gehaald te hebben bij een oppasser, zelfs naar binnen.
Het was verbijsterend om te zien dat er helemaal niets was
veranderd. De matrassen waar ze op hadden geslapen, het servies waar ze van
hadden gegeten, het lag en stond er allemaal nog. Ze durfde nauwelijks rond te
lopen want de verrotte vloer kraakte onheilspellend.
De bungalow
De hele inrichting was
niets veranderd.
Vervolg: In het kamp