Teruggaan
om verder te komen – (1 inleiding)
(jan 2013)
1 inleiding 2 waarom 3 welke
methodes 4 wanneer 5 waarde
6 definitie 7 oplossend 8 samenvatting 9 literatuurlijst 10 reacties
1: Inleiding en probleemstelling
Bij de
psychologie die gebruikt wordt als hulpverlening houdt men zich voornamelijk
bezig met een vorm van therapie die gericht is op volwassen mensen, die zich
door middel van een therapeutisch gesprek van hun problemen bevrijd willen
zien.
Deze
problemen stammen meestal uit het heden van de cliënt of uit een recent
verleden. De puberteit is gewoonlijk de vroegste tijd, waaraan aandacht besteed
wordt. Over het algemeen is er weinig aandacht voor het feit dat problemen ook
ontstaan kunnen zijn voor het zesde levensjaar.
De
laatste tijd is hier wat verandering in gekomen, zeker met alle aandacht rond
de wel of niet waargebeurde verdrongen herinneringen aan seksueel misbruik.
Maar juist de controverse tussen voor en tegenstanders geven al aan hoe
onbekend dit gebied is.
Mensen
kunnen zich in het algemeen weinig herinneren van bijvoorbeeld hun babytijd.
Aangezien de cliënt hier dus zelden uit zichzelf over begint, lijkt het alsof
de therapeut er automatisch van uitgaat, dat hij het hier niet over zal of kan
hebben. Vroeger was dat wel anders.
Vroeger
Freud
en Breuer waren de eersten, die ontdekten hoe belangrijk de vroege jeugd was
voor het verdere leven. Rond 1880 behandelde de Weense
dokter Breuer Anna O., een jonge vrouw met conversie-hysterie. Toen hij haar hypnotiseerde,
kon ze zich emotionele ervaringen herinneren, waar ze zich normaal niet van
bewust was. Nadat ze de details van de eerste verschijning van de symptomen en
haar gevoelens had geuit, was ze verlost van haar lichamelijke symptomen (onder
andere verlamming in arm en been).
Breuer
noemde zijn 'talking cure' in navolging van
Aristoteles catharsis. Dit omschreef Breuer als "Het laten afvloeien van
opgekropte emotionele energie". Freud en Breuer stelden hierna een theorie
op van hysterie en psychotherapie: "Gewoonlijk worden de sterke emoties
die bij intense ervaringen horen, geuit en ontladen, maar als directe expressie
geblokkeerd wordt, neemt het gevoel een omweg en ontstaan er hysterische
symptomen. Onder hypnose wordt het proces omgekeerd en met het herinneren van
de vroegere ervaring en geassocieerde pijnlijke gevoelens, verdwijnt het
symptoom."
Freud
had rond 1909 een cliënt, die bekend zou raken onder de naam Rattenman. Deze
man had voor zijn zesde levensjaar een traumatische belevenis gehad, die hij
was vergeten maar die wel een dwangmatige angst achtergelaten had (Freud,
1941).
Freud
stelde, dat deze belevenis naar het onbewuste was verdrongen. "Het
onbewuste is het infantiele, en wel dat stuk van de persoon dat vroeger van hem
is afgezonderd en dus de verdere ontwikkeling niet meegemaakt heeft. Daarom is
het ook verdrongen." (Freud 1941, blz. 401).
De
traumatische belevenis kan pas verwerkt worden, als hij bewust is. Om aan te
geven, dat het pijnlijke moment niet in zijn oude staat blijft, als het naar
boven is gehaald, vergeleek Freud dit met de onder lava bedekte stad Pompeii. Deze stad ging pas ten gronde nadat hij ontdekt en
opgegraven was. De dwangmatige angst van de Rattenman had te maken met de haat
voor zijn vader. Als hij intensieve verliefde wensen had, dacht hij aan de dood
van zijn vader. Dit gebeurde toen hij 12, 20 en 22 jaar oud was. Aan deze
vaderhaat was de angst voor ratten verbonden. Freud nam aan, dat er voor het
zesde levensjaar iets gebeurd moest zijn, dat deze dingen met elkaar verbond.
Hij vertelde zijn hypothese aan de cliënt en tot zijn grote verbazing had er
inderdaad zo'n voorval in de eerste kinderjaren plaats gehad. (De moeder had
dat steeds verteld, doch de cliënt kon het voorval geheel niet herinneren. Toen
hij vier, vijf jaar was, had hij iemand gebeten. Hierover was grote ruzie
ontstaan, de cliënt had gescholden en was daarop enorm geslagen). Hierna was de
analyse grotendeels ten einde.
In
bovenstaande voorbeelden van Anna O. en De Rattenman speelt catharsis een belangrijke
rol. Korchin (1978) wijst er echter op dat behalve
misschien in gevallen van traumatische angst, psychotherapie nauwelijks zulke
intense en genezende cathartische ervaringen kent.
Maar in minder sterke vorm is het ontladen van opgekropte gevoelens een
belangrijk hulpmiddel in therapie. Zo zijn er therapeuten (zie bijv. Marland en Hattink) die de
catharsis inderdaad gebruiken als hulpmiddel, namelijk als een begin van
verdere gedetailleerde exploratie. Bij therapeuten die wel alleen van catharsis
gebruik maken (Janov en sommige
reïncarnatie-therapeuten) valt op dat zij de patiënt eenzelfde situatie vele
malen opnieuw laten beleven, de zogenaamde emotionele herbeleving.
Emotionele
herbeleving
Met
'emotioneel herbeleven' wordt bedoeld het werkelijk opnieuw inleven van de
cliënt in een oude situatie, waarbij hij opnieuw dezelfde emoties beleeft. Dit
in tegenstelling tot het enkel praten over een vroegere gebeurtenis, zoals dit
ook in het dagelijkse leven kan gebeuren.
Het is
hierbij moeilijk om aan te geven wanneer een cliënt zich werkelijk in een oude
gebeurtenis opnieuw inleeft, zodat sprake is van een catharsis.
Wat is
precies catharsis?
Het
woord werd, zoals gezegd, geïntroduceerde door Aristoteles. Hij gebruikte deze
term voor het opvallende effect, dat het Griekse drama had op de toeschouwers.
In 'Poetics' zegt hij, dat drama ertoe neigt om de
toeschouwers te reinigen door het artistiek opwinden van sommige emoties, die
als een soort homeopathische verlichting werken voor hun eigen passies.
Volgens
Aristoteles reinigt catharsis, omdat het drama emoties oproept (Greenberg
1974). Na 1900 kreeg de inhoud van het woord catharsis een gewijzigde
betekenis, doordat Freud en andere psychotherapeuten het woord gingen
gebruiken. Door hen kwam de nadruk van de toeschouwers op de acteurs te liggen
en bovendien werd het geschreven Griekse drama veranderd in een spontaan drama,
dat van een persoon uitging. Dit spontane drama kan in individuele therapie
gebeuren, maar ook in het meer groepsgerichte psychodrama.
Volgens
Greenberg werkt zo'n drama niet alleen omdat het emoties oproept, maar ook
omdat dit voor de eerste keer gebeurt. Bij het Griekse drama hebben de acteurs
tijdens de repetities hun catharsis langzaam opgebruikt. Voor het publiek was
het drama nieuw. Hoe vaker het publiek het drama ervoer, des te kleiner werd
haar mogelijkheid voor en behoefte aan catharsis. Hier wordt dus duidelijk het
verband gelegd tussen iets voor het eerst beleven, de opgeroepen emoties en de
reinigende werking, die catharsis wordt genoemd.
Korchin
omschrijft catharsis als pogingen de emotionele druk te verminderen door het
vergemakkelijken van de expressie van intense gevoelens.
Ferenczi
maakt een onderscheid tussen dat deel van de catharsis dat spontaan verschijnt
bij het benaderen van de pathogene mentale inhoud en dat deel dat alleen
opgewekt kan worden door het doorbreken van een sterke weerstand. De enkele cathartische uitbarsting is volgens hem niet essentieel
verschillend van de spontane hysterische uitbarsting waarmee patiënten van tijd
tot tijd hun spanningen verlichten.
Herbeleven
willen we hier nadrukkelijk stellen tegenover herhalen. Het is frappant om te
weten, dat herhaling vaak wordt gezien als een voorbeeld van diepe ellende ten
gevolge van een pijnlijk moment. Zo is herhaling de straf voor zondaars als Tityos, Tantalos, Sisyphos, Ixion en de Danaiden in de onderwereld van de Griekse mythen. In het
werk van Dante wordt de hel beschreven als een plaats waar men gedoemd is tot
herhaling, als gevolg van wandaden in het leven.
Ook in
DSM III wordt herhaling of de dwang tot herhaling gezien als een stoornis. Bij
een posttraumatische stressstoornis wordt als criterium genoemd:
herbeleving
van het trauma, zoals blijkt uit;
1
herhalingsherinneringen,
2
herhalingsdromen,
3
gedrag of gevoel dat de traumatische gebeurtenis opnieuw plaatsvindt.
Waarom
hebben mensen de neiging om gebeurtenissen te herhalen?
Freud
noemt de herhalingsdwang een aspect van het instinct. Instinct streeft naar het
behoud van het equilibrium in het organisme (Hall and
Lindzey 1978).
Het
traumatische bestaat volgens Van Raalten (1978)
daaruit dat de soepelheid, waardoor de libido zich aan andere objecten hecht en
waardoor hij nieuwe situaties in zich op kan nemen, verloren gaat. De libido
verstart, ze fixeert zich aan het traumatische voorval.
Door
een traumatische ervaring wordt het equilibrium verstoord. Zo ontstaat, zegt
Freud, een herhalingskramp die zich als blinde drift uitleeft in de verwerking
van de traumatische ervaring, ook al wordt daardoor nog zoveel onlust
veroorzaakt.
Heeft
die herhalingskramp, die dus op zich onaangenaam is, ook zijn goede kant?
Volgens
Gersons (1985) lijkt het erop, dat de vaak kwellende
herbeleving van het trauma samenhangt met de noodzaak om innerlijk verdrongen
gevoelens tot het bewustzijn te laten doordringen.
Maar
wat heeft dat voor voordeel? Is het trauma daarmee voorbij? Freud zegt dat
herhaling als slijtage van de traumatische ervaring kan werken, maar dat dit
doel niet steeds bereikt wordt. Maar wanneer wordt dit doel dan wel bereikt?
Volgens
Gersons (1985) blijkt dat pas na een uitvoerige en
intense catharsis over het gebeuren iemand eindelijk innerlijk tot rust kan
komen.
Hier
stuiten we op een onderscheid, dat voor ons van belang is. Enerzijds bestaat er
het herhalen, dat enkel onaangenaam is en geen positieve effecten heeft op het
trauma of de verwerking ervan. Anderzijds bestaat er het herhalen, dat
misschien net zo onaangenaam is, maar wel het trauma doet slijten en/of een
catharsis teweegbrengt en een positief effect heeft op de verwerking van het
trauma.
Dit
laatste willen we echter geen herhalen maar herbeleven noemen. Wat is nu het
essentiële verschil tussen die twee?
Met het
woord herbeleven geven we al aan, dat we denken dat het verschil in de beleving
zit, in het gevoel dat men heeft bij de herhaling. Zie hiervoor hoofdstuk zes.
Hoe
uitvoerig moet een herbeleving zijn, wil er sprake zijn van catharsis? Is het
belangrijk dat bijvoorbeeld boosheid geuit wordt of gaat het juist om de pijn
of het verdriet?
Of
moeten er nog veel meer aspecten aan de orde komen?
Stel,
dat een cliënt zich een scène uit zijn vroegere jeugd herinnert, waarbij zijn
vader hem aframmelde. De emoties ten opzichte van de vader komen boven en de
therapeut zou kunnen denken, dat dit alle bij die beleving behorende emoties
zijn.
Het is
echter heel goed mogelijk, dat de cliënt, als men hem daartoe de tijd gunt, ook
daarna de woede zal herbeleven die hij ten opzichte van zijn moeder voelde,
omdat ze niet tussen beide kwam en hem in de steek liet.
Uiteraard
is het moeilijk om na te gaan of echt alle emoties die bij het pijnlijke moment
horen, herbeleefd zijn. Marland (1980) gaat ervan
uit, dat alle emoties herbeleefd zijn, als de herbeleving een oplossend effect
heeft voor de klacht waarmee de cliënt is binnengekomen.
Dit is
natuurlijk een cirkelredenering. Als de herbeleving geen oplossend effect
heeft, kan men altijd zeggen, dat niet alle emoties herbeleefd zijn. Op die
manier valt ook nooit aan te tonen, dat herbeleving waarbij wel alle emoties
aan de orde kwamen geen effect heeft.
PIJNLIJKE
MOMENTEN
Onder
'pijnlijke momenten' verstaan wij traumatische en minder traumatische
gebeurtenissen uit het verleden.
Er
kunnen verschillende soorten pijnlijke momenten zijn. Het kan een kortdurige gebeurtenis zijn (een val uit een boom), of een
langdurige (verblijf in een ziekenhuis). Het kan ook een
geheel
van pijnlijke momenten zijn, zoals bij een kind dat regelmatig mishandeld
wordt. Een pak slaag staat dan symbool voor alle andere keren dat het geslagen
werd. Dit geheel van pijnlijke momenten wordt door Jung (1982) een psychische
wond genoemd.
Janov
(1981) zegt zelfs dat de opeenstapeling van kleine vervelende gebeurtenissen
tot een soort grote pijn leidt. Tussen vijf en zeven jaar wordt het kind zich
bewust van deze pijn en dit noemt hij de grote Primal-gebeurtenis.
Volgens hem is het vaak inderdaad zo, dat een cliënt niet een traumatisch
moment kan aangeven. In plaats daarvan heeft hij het over een proces of een
hele reeks momenten, bijvoorbeeld de sfeer thuis of het gedrag van vader of
moeder.
Soms is
er een moment aan te wijzen, waarop het kind zich hiervan bewust wordt. Dit
moment (dat ene pak slaag of die ene hoog oplopende ruzie) kan dan als symbool
voor het hele proces dienen. Het is de ingang naar het hele traumatische
proces. Bij psychodrama wordt er ook op deze manier gewerkt.
Zo kan
de cliënt uit het eerder genoemde voorbeeld het pak slaag van vader nog goed herinneren.
In feite kan die gebeurtenis een symbool geworden zijn voor de moeder, die hem
altijd in de steek liet. Het is niet logisch om aan te nemen, dat zijn moeder
hem enkel die keer bij het slaan niet bijsprong. Er zal een proces aan de gang
zijn, een gezinssituatie, waarbij de cliënt een problematische verhouding heeft
met zijn ouders.
De
psychische wond is dan het zieke proces, de gezinssituatie, zoals hierboven
beschreven.
VOOR
HET ZESDE LEVENSJAAR
Wij
willen hier enkel kijken naar pijnlijke momenten van voor het zesde levensjaar,
omdat men zich weinig bewust herinneren kan van die tijd. Dit brengt voor de
herbeleving in therapie speciale problemen met zich mee. Het is de vraag of
alle klachten van cliënten terug te brengen zijn naar de tijd voor het zesde
levensjaar. Stel dat iemand onlangs zijn partner heeft verloren. Heeft
regressie dan zin? Niet iedereen, wiens partner sterft, zal hier langdurige
problemen mee hebben. Maar soms kan er al iets zijn, waardoor de cliënt niet in
staat is de problemen te overwinnen. Zo kan in het voorbeeld ook een
verlatings-trauma opgeroepen zijn, dat wel stamt uit de tijd voor het zesde
levensjaar.
We
willen echter niet uitsluiten dat er ook na het zesde levensjaar een trauma
ontstaan kan, ook al had de cliënt nog zo'n ideale kindertijd. Deze gevallen
komen bij ons echter niet ter sprake. Als we ervan uitgaan dat een neurose
veroorzaakt wordt door niet-verwerkte pijnlijke momenten, is het interessant om
te weten dat Jung zegt, dat het slechts een zeer willekeurig oordeel zou zijn,
te zeggen waar een neurose feitelijk begint. In plaats van een willekeurig
moment in het persoonlijke leven van de patiënt voor het ontstaan van de
neurose verantwoordelijk te stellen, zou het eerder nog te rechtvaardigen zijn
om de beslissende oorzaak in een prenataal stadium van een cliënt te zoeken.
Daarmee zou ook rekening gehouden worden met de psychische en fysische
dispositie van de ouders ten tijde van de conceptie en de zwangerschap.
Het is
jarenlang zo geweest dat een kind op zesjarige leeftijd naar de lagere school
ging. Een kind wordt dan pas rijp geacht voor methodieke
kennisverwerving.
Zo zegt
Piaget dat het kind pas op zevenjarige leeftijd gebeurtenissen kan ordenen in
termen van tijd, ruimte, oorzaak en aantal (White & Pillemer,
1979). De verklaring hiervoor wordt door antroposofen gelegd bij het feit, dat
de krachten die nodig waren voor de groei en de vorming van de organen, nu vrij
komen om te leren. Het einde van die fysieke groei wordt gesymboliseerd door
het wisselen van de melktanden. Vooral de vrije scholen en de leer van Rudolf
Steiner hangen dit idee aan (Veltman 1979).
Ook
Freud heeft altijd duidelijk een scheiding gelegd bij het zesde jaar. Hij
benadrukt dat de kindheidsamnesie met het zesde jaar haar einde bereikt. Daarna
begint de continue herinnering. Ook het superego wordt met het vijfde jaar
gevormd. Het Oedipuscomplex wordt verdrongen en de latentieperiode begint
(Freud 1941).
Hoewel
er dus redenen zijn om de scheiding bij zes jaar te leggen, zijn we ons ervan
bewust dat die beslissing arbitrair blijft. Er zijn waarschijnlijk evenveel
redenen te vinden om de scheiding bij vier of acht jaar te leggen. Wij houden
ons aan de zes jaar, omdat deze leeftijd frequent genoemd werd door de door ons
gelezen auteurs.
Lees verder : 2 Waarom is het pijnlijke moment vergeten?