Teruggaan om verder te komen (7 oplossend)

(jan 2013)


Home - Inhoudsopgave

inleiding 2 waarom 3 welke methodes 4 wanneer 5 waarde

definitie 7 oplossend 8 samenvatting 9 literatuurlijst 10 reacties

 

7. IS EMOTIONELE HERBELEVING TOEREIKEND VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN IN HET HEDEN ?

Hoewel alle door ons gelezen therapeuten het erover eens zijn dat een keer herbeleven te weinig is voor herstel, blijken er verschillen in mening te zijn over de toereikendheid. We zullen eerst gaan kijken naar de therapeuten die herbeleving wel toereikend vinden, vervolgens naar de therapeuten die dit niet vinden.

Wel toereikend
Er zijn slechts weinig therapeuten die emotionele herbeleving als toereikend zien. Het meest bekende voorbeeld is Breuer. In het geval van Anna O., die door Breuer werd behandeld, verdwenen de symptomen nadat zij een aantal emotieve ervaringen had herbeleefd. Alleen het uiten van de emoties bleek voldoende voor de genezing van de patiënte (Korchin 1978). Ook bij Erickson (1979) wordt beschreven hoe een man geneest nadat zijn onbewuste zichzelf volledig tot uitdrukking heeft gebracht. Hier wordt dat een catharsis genoemd.
Opgemerkt moet worden dat deze voorbeelden slechts uitzonderingen zijn, omdat emotionele herbeleving niet bij al hun patiënten toereikend was. Janov (1981) zegt echter dat herbeleving altijd toereikend is, mits er een 'primal' plaatsvindt. Het is soms ook nodig dat deze herhaald wordt.
Er is nog een verschil. Breuer meldt, dat er geen inzicht nodig is bij de cliënt. Erickson (1971) zegt dat er inzicht is ontstaan voor de therapeut klaar is en ook Janov gelooft dat, als hij zegt dat inzicht de verstandelijke component is van de pijn. Bij het voelen van de pijn komt automatisch inzicht tot stand. Het is belangrijk om hier op te merken dat Erickson en Janov inzicht bij de emotionele herbeleving vinden horen. Later zullen we zien dat andere therapeuten deze begrippen scheiden.
Een heel andere reden waarom herbeleving toereikend is, is dat de cliënt het gevoel van geborgenheid en veiligheid kan vinden waarnaar hij in zijn regressie op zoek is in de relatie met de therapeut (Jung 1982).

Niet toereikend
Een emotionele herbeleving kan een cathartisch effect hebben. Over het algemeen echter wordt dit toch niet voldoende geacht voor de genezing van patiënten. MacDougall (Jung 1982) wijst er zelfs op dat het afreageren in een groot aantal gevallen niets uithaalt en zelfs schadelijk is. Freud ontdekte dat de resultaten maar tijdelijk waren. Zo was het ook bij De Wolfman. Deze man bleef twaalf jaar gezond, maar daarna kreeg hij opnieuw klachten.
De oorzaak hiervan was niet de aanwezigheid van het onbewuste materiaal, maar een onvoldoende verwerking. Volgens Brunswick (Freud 1971) kan de psychiater niet weten in welke mate de patiënt de historische feiten van de ziekte moet verwerken (durcharbeiten) om te kunnen genezen. Als de Wolfman in de tweede analyse door R.M. Brunswick ineens geneest, kan zij geen verklaring geven voor het keerpunt. Blijkbaar had de patiënt het toen voldoende verwerkt.
Hoewel Freud de analyse erg belangrijk vond, heeft hij ook gezegd dat zelfs wanneer het verdrongene bewust was geworden en de analyse dus als geslaagd zou kunnen worden beschouwd, dit niet automatisch de genezing van de patiënt met zich meebrengt. Na de analyse kan hij genezen, ervoor was dit niet mogelijk. De genezing hangt af van de wil van de cliënt. Freud vergeleek de situatie met het kopen van een reisbiljet. Het biljet maakt de reis mogelijk, maar het staat niet vast dat de reis werkelijk plaats vindt (Freud 1971).
Ook Ferenczi (1955), een leerling van Freud, gebruikte eerst catharsis bij zijn patiënten, maar hij ontdekte al snel dat de resultaten maar tijdelijk waren. Wel kan de herbeleving de cliënt van een onbekende bron van angst bevrijden, dat wil zeggen de angst is er nog, maar de oorzaak is bekend (Marland 1980). Louter het bekend zijn geeft al verlichting. Maar zoals Hattink (1984) al zegt, verlichting is niet voldoende.

Waarom is herbeleving niet voldoende?
Hiervoor worden de volgende redenen gegeven:
- onvoldoende verwerking (Brunswick).
- onvoldoende inzicht (Marland, Hattink, Batselier).
- nog geen re-educatie (Freud).
Belangrijk is nu te weten wat een therapeut kan doen na de emotionele herbeleving. We zullen zien dat dit in de door ons gelezen literatuur neerkomt op gedragstherapie, het geven van inzicht of het toevoegen van een nieuwe ervaring.

I Gedragstherapie
Er zijn diverse therapeuten, die na de emotionele herbeleving (meestal in hypnose) gebruik maken van gedragstherapeutische technieken. Dit komt vooral voor bij de reïncarnatietherapeuten. Netherton laat de beelden die de cliënt zich onder hypnose heeft herinnerd net zo vaak (flooding-achtig) herhalen tot de cliënt zich los kan maken van zijn angsten. Bij Fiore wordt de herbeleving desensitisatie-achtig doorgenomen met steeds kalmerende suggesties tussendoor, dat wil zeggen dat ze begint met minder angstaanjagende beelden te laten voorstellen, en dit langzaam opvoert tot de meest angstaanjagende. Cladder gebruikt implosieve desensitizatie, (het zo vaak opnieuw voorstellen van wat de cliënt het meest eng vindt, totdat de spanning verdwenen is) en als laatste de posthypnotische suggesties dat het probleem toen reëel was en nu niet meer.
Deze laatste suggestie gaat al meer de kant op van inzicht-geven aan. De cliënt moet inzien dat de angst en pijn in het verleden kan worden achtergelaten en dat hij het niet hoeft mee te nemen naar de toekomst (Abercrombie en Van Kuik, 1983).
Bovenstaande therapeuten gebruiken allen deze gedragstherapeutische technieken als aanvulling op reïncarnatietherapie. Ze gaan er blijkbaar van uit dat weten waar de klacht vandaan komt nog niet betekent dat de klacht in het heden ophoudt met bestaan. De cliënt moet zijn gedrag nog leren aanpassen.

II Het geven van inzicht
Wij willen er hier nog even op wijzen dat de hieronder genoemde auteurs ervan uitgaan dat 'inzicht krijgen' geen deel uitmaakt van emotionele herbeleving. Cladder laat de cliënt na zijn herbeleving het herbeleefde vanaf een 'hoger bewustzijnsniveau' overzien. Een vraag die hij daarna stelt is: "Kan iets in je huidige leven de herinnering aan dat verleden hebben gewekt?" Dan drukt Cladder de cliënt op het hart voortaan zijn of haar vroegere en huidige leven beter uit elkaar te houden en nog eens na te denken over de lessen van dat eerdere leven. Hij hoopt dat de cliënt hierdoor tot inzicht komt (Abercrombie en Van Kuik 1983).
Andere therapeuten geven als belangrijkste onderdelen van inzicht: De cliënt kan verband leggen tussen de herbeleving en de huidige situatie en hij kan de verantwoording nemen voor de huidige situatie (Abercrombie & Van Kuik (1983), Batselier (1979), Ferenczi 1955).

Wat wordt bedoeld met 'verantwoording nemen?
Hieronder wordt verstaan dat de cliënt na de herbeleving het materiaal moet onderzoeken en opnieuw evalueren. Hij moet symbolisch een nieuwe beslissing nemen conform zijn eigen wensen. Hij neemt de beslissing om tot actie of een nieuwe attitude over te gaan. Hij moet de ervaring ook onder woorden brengen, deze thans beoordelen en hieruit een conclusie trekken voor het huidige leven en toekomst (Marland 1980). Bij verantwoording nemen hoort ook het leren zichzelf te confronteren in plaats van anderen de schuld te geven (Goldman 1984).
Ook Hoencamp (1982) spreekt over een (re-)interpretatie met de in het heden geldende waarden (cognitieve en emotionele). Het belangrijke fenomeen dat er altijd een stuk van het ego in een volwassen toestand blijft en toekijkt speelt een belangrijke rol bij die interpretatie en integratie.
Goulding werkt net als Marland met een soort herbeslissingstherapie. De cliënt besluit of het gebeurde nog altijd een dergelijke grote invloed op zijn leven moet hebben. Enkele technieken die Goulding gebruikt zijn:
- de patiënt twee tegenovergestelde zijden van zichzelf laten spelen.
- 'Self-reparenting', de patiënt stelt zich voor dat hij zichzelf als baby in de armen heeft
- hij praat zo tegen zichzelf. (Goulding 1979)
Bij het geven van inzicht gaat het er vooral om, dat de cliënt tot de slotsom komt, dat het trauma wel erg vervelend was, maar dat het in ieder geval nu geen potentieel levensgevaar meer oplevert.

Het is opvallend dat in bijna alle therapieën aan volwassenen (behalve in gedragstherapie) het inzicht-geven een belangrijk onderdeel is van de therapie. Bij kindertherapie zoals bijvoorbeeld beeldcommunicatie is dit helemaal niet nodig. Er wordt gewerkt met het symbool van het kind, bijvoorbeeld de 'groene duivel' wordt in de poppenkast geslagen door een andere pop en weggejaagd.
Firth (1973) omschrijft een symbool als een teken met een complexe verzameling van associaties van emotionele aard. Deze associaties zijn heel moeilijk als een bij elkaar horend geheel te beschrijven, maar worden gemakkelijker gerepresenteerd als een symbool. Juist doordat het een verzameling van associaties is, kan een symbool bruikbaar zijn in therapie nog voor inzicht tot stand komt, of door inzicht misschien overbodig te maken. Bij psychodrama wordt er ook wel met een symbool gewerkt, zonder dat inzicht nagestreefd wordt. Dit hangt echter meer van de therapeut af dan van de methode (Goldman 1984). Je kan je afvragen of je bij therapie aan volwassenen altijd op inzicht moet aansturen of dat het werken met symbolen, zeker als het pijnlijke moment in de vroege jeugd of eerder voorgevallen is, voldoende kan zijn. Misschien is dit een idee voor verder onderzoek.

III Een nieuwe ervaring
Als we ervan uitgaan dat informatie niet of vervormd wordt opgenomen omdat ze niet in de betekenisstructuur past (Wexler, zie ook hoofdstuk twee), dan wordt het doel van de therapie niet enkel herbeleving, maar ook het flexibeler maken van betekenisstructuren, ofwel het anders richten van de aandacht. Zoals we in hoofdstuk zes zagen, kan dit door middel van spontaniteit en creativiteit. Door de verbeelding (de realiteit omzetten in een beeld, een symbool) kan slecht verwerkte informatie vaak toch nog verwerkt worden. Dit komt omdat de cliënt door de verbeelding andere gevoelens, handelingen en ideeën kan ervaren waardoor de betekenisstructuur veranderd wordt. Zo kunnen we ons voorstellen dat de therapeut uitgaat van een droom waarin een draak, die een bepaalde eigenschap van de vader voorstelt, angst aanjaagt. Wanneer de draak in de uitbeelding verslagen wordt, geeft dit de cliënt een nieuw gevoel van kracht en overwinning. Door deze nieuwe ervaring kan de betekenisstructuur gewijzigd worden, de cliënt krijgt een ander beeld van zichzelf.
Bij psychodrama geeft men ongeveer hetzelfde aan als doel van de therapie als men zegt dat de negatieve categorieën als angst en verdediging geneutraliseerd moeten worden door de positieve categorie spontaniteit (Greenberg, 1974). Een uitgebreider beschrijving van bovenstaand principe van verbeelding kan men vinden in het boek Beeldcommunicatie van Hellendoorn (1981).

Veel verder dan het 'verbeelden' gaat de therapievorm waarbij de cliënt opnieuw een kind wordt dat groot gebracht moet worden met nieuwe liefde en discipline (Greenberg 1974). Dit kan individueel gebeuren met behulp van een therapeut. Een voorbeeld hiervan is Renee, een cliënte van Sechehaye (1972). Zij keerde terug naar de orale fase. Eerst wil ze enkel appels als symbool voor borstvoeding, langzaam aan gaat ze melk accepteren en zo leert ze uiteindelijk eten zoals een baby dat leert. De therapeut praat als een moeder tegen een kind. Ook kan deze regressie in een therapeutische gemeenschap plaatsvinden. Dit kan heel goed in een appartement gebeuren met behulp van assistenten. Ook Bolten en De Jong (1980) schrijven over een dergelijke 'regressie in de groep'. Aan alle wensen van de patiënt wordt voldaan (in dit stadium kruipt men in bed en laat men zich vertroetelen door mede-patiënten). De kindpatiënt vertoont het gedragspatroon van een baby, peuter, 24 uur per dag. Fysiologische behoefte (slaap, zuigen) passen zich aan de nieuwe toestand aan. Bij het groeien, soms een proces van maanden, doorloopt het kind in chronologische volgorde alle ontwikkelingsstadia. In dezelfde volgorde ontmoet het de conflicten, fixaties, de traumatische gebeurtenissen.
Deze nieuwe behandelmethode was oorspronkelijk bedoeld voor schizofrenie, maar werd later ook gebruikt bij psychotische en neurotische stoornissen. Schiff introduceerde hiervoor de nieuwe term 'reparentage'. Dit is het vervangen van destructieve opdrachten en verboden afkomstig van de opvoeders, door constructieve.

Er zijn een paar belangrijke opmerkingen te maken over het beleven van een nieuwe ervaring.
Allereerst vindt de nieuwe ervaring niet duidelijk na de emotionele herbeleving plaats. Meestal loopt dit in elkaar over.
Een tweede punt is dat er nauwelijks expliciet aandacht is voor inzicht. Er werd in bovenstaande literatuur niet over gesproken. Kortom, bij het toevoegen van een nieuwe ervaring gaat het er vooral om dat de cliënt de mogelijkheid krijgt om een oud pijnlijk moment over te doen met een minder schadelijk resultaat. Dit wordt veroorzaakt doordat de cliënt en zijn gesymboliseerde omgeving nu de mogelijkheid hebben om anders te reageren. Door het hebben van deze nieuwe ervaring zal de cliënt ook in de toekomst hopelijk uit zijn verstarde reactiepatroon komen.

 

Lees verder : 8 Samenvatting en discussie

 

Teruggaan om verder te komen