Teruggaan
om verder te komen (4 wanneer)
(jan 2013)
1 inleiding 2 waarom 3 welke
methodes 4 wanneer 5 waarde
6 definitie 7 oplossend 8 samenvatting 9 literatuurlijst 10 reacties
4 UIT WELKE TIJD STAMT HET PIJNLIJKE MOMENT ?
Natuurlijk beleven
wij gedurende het hele leven pijnlijke momenten. Waar het in dit hoofdstuk om gaat
zijn pijnlijke momenten van voor het zesde levensjaar die nu nog problemen
opleveren of die iemand verhinderen problemen in het heden op te lossen.
In het algemeen worden er door de door ons gelezen auteurs vier verschillende
antwoorden op deze vraag gegeven.
A De vroege jeugd
B De geboorte
C De tijd in de baarmoeder
D Een vroeger leven.
A De
vroege jeugd
De meest geaccepteerde theorie luidt,
dat het pijnlijke moment uit de vroege kindertijd stamt. Psycho-analytici
schenken de meeste aandacht aan deze tijd, die volgens hen bepalend is voor het
verdere leven van de mens. Erikson zegt dat de
vroegste ervaringen een diepgaand, onevenredig effect hebben op het latere
leven. Hij stelt zelfs dat het effect omgekeerd evenredig is aan de leeftijd
(Lowe, 1975).
Anna Freud (1971) schrijft, dat een kind in tegenstelling tot het jonge dier
erg lang (een jaar) absoluut afhankelijk van de moeder blijft, en wel 15 jaar
nodig heeft voor het zich volkomen buiten de bescherming der volwassenen kan
stellen.
Als er in het heden een angstsituatie opduikt, houdt dat volgens Marland (1980) haast altijd verband met de vroege
kinderjaren. Het gaat altijd om iets pijnlijks en altijd zijn de opvoeders of
ouders in het geding. Sechehaye (1956), stelt ook dat
de eerste levensjaren erg belangrijk zijn voor het verdere leven. Zij gaf veel
therapie aan mensen met schizofrene stoornissen en de sterke regressie van hen
naar die eerste levensjaren deed haar geloven dat het trauma in die periode
zat. Het trauma was dus volgens haar oraal.
Andere thema's als bescherming, expansie, kracht en seksualiteit spelen zich
pas later af en dan is het kind ouder, sterker en onafhankelijker van de moeder
en dus beter in staat zichzelf te beschermen.
Het was haar observatie, dat velen met een oraal trauma in spontane regressie
ook terugkeerden naar de baarmoeder. Ook een algemene voorliefde voor een warm
bad, in bed plassen en veel slapen lijkt daarop te wijzen. Dit is dus volgens
haar een regressie naar de tijd voor dat het trauma plaatsvond.
B De
geboorte
Ook zijn er psychologen die de
geboorte zien als het belangrijkste 'pijnlijke moment'. Volgens Otto Rank
(1924) heeft de mens vele jaren (zijn hele kindertijd) nodig om dit intensieve
trauma te overwinnen. In veel menselijk gedrag, en in mythen en legenden
ontdekte hij dat iedereen eigenlijk het liefst weer terug zou willen in de
moederschoot. Elke scheiding die iemand meemaakt is vooral moeilijk omdat deze
weer herinnert aan de 'oerscheiding' van de moeder.
Aanvankelijk stond Freud best sympathiek tegenover de ideeën van Rank. Hij vond
het "een boeiende toevoeging aan onze verworven kennis" (Laing,
1983). Pas later realiseerde hij zich dat deze toevoeging geheel niet paste in
zijn eigen theorie. Zo geloofde hij wel dat er een zekere continuïteit was
tussen het leven in de baarmoeder en de vroegste kindertijd, maar van een
geboortetrauma (de 'oerscheiding' van Rank) kon geen
sprake zijn, want de moeder was nog geen object, dus er kon ook geen beleving
zijn van het verlies van dat object (Laing, 1976).
Peerbolte (1979) zegt zelfs, dat Rank uit de analytische kring
werd gestoten, omdat de eventuele belangrijkheid van het geboortetrauma de
Oedipuscomplex-theorie van Freud zou degraderen. Zowel Freud als Ferenczi verwerpen Rank's theorie
dat bijna alle symptomen als basis de geboorte van het individu hebben.
Geboortefantasieën tonen volgens hen in het algemeen een vlucht aan van het
seksuele trauma naar het minder vreselijke idee van geboren worden. De geboorte
is volgens Freud zeker een shock, maar de voorbereidingen en zorg van het
moederinstinct maken het trauma licht (Ferenczi
1955).
De meeste psycho-analytici gaan er van uit dat de geboorte op zich
niet traumatisch is, tenzij er complicaties optreden. Ook Janov
zegt: "Geboorte is een natuurlijk proces en ik geloof niet dat iets
natuurlijks traumatisch kan zijn." (Janov 1981,
blz. 72).
Sechehaye (1956) overweegt de theorie van Rank wel.
Is er sprake van een geboortetrauma of liep het later mis? Er zijn wel
aanwijzingen voor het eerste. Opmerkingen als "Waarom moest ik geboren
worden? Ik wilde in het paradijs blijven!", zijn hier een voorbeeld van.
Ook zij vraagt zich af, of de geboorteschreeuw, door de dokter gestimuleerd,
niet eerder een kreet van protest is, dan van blijdschap. Is het niet de
rebellie tegen de eerste frustratie, veroorzaakt door de abrupte verandering?
Zij gelooft ook, dat het zoeken naar die absolute en ideale bevrediging te
vinden is in schizofrene fantasieën en houdingen.
Marland (1980) zegt dat de geboorte ook een
belangrijke bron is van problemen. Vanaf de conceptie is er een relatie tussen
de moeder en het kind. Hij noemt de baarmoeder het verloren paradijs en de
geboorte is dan ook een wrede scheiding van de moeder. Tijdens de geboorte komt
er veel druk op de schedel van de baby te staan en een rustige baby wordt ook
onrustig als er aan zijn hoofdje gekomen wordt. Marland
zegt ook, dat baby's, die met de keizersnede verlost werden, duidelijk minder
onrust vertonen.
De psychiater
Laing (1983) stelt dat de geboorte op vele plaatsen in de wereld een belangrijk
catastrofe-gebied is geworden omdat de voorkeur voor 'onnatuurlijke
geboortepraktijken' zoals Leboyer (1978) die
beschrijft, hand over hand toeneemt. Hieronder valt het feit dat de baby's vaak
verblind worden door het helle licht en dat er te weinig rekening wordt
gehouden met hun zeer gevoelige huid (ruwe luiers, kleertjes en dekens). Ook
wordt een baby vaak vast gepakt bij de voetjes omdat hij zo glibberig is. Laing
beweert dat velen van ons lijden aan blijvende gevolgen van het te vroeg
doorsnijden van de navelstreng. Hierdoor wordt de baby in nood en paniek
gedwongen om te ademhalen terwijl dit ook geleidelijk kan gebeuren als men de
baby hiervoor de tijd gunt. De navelstreng sterft dan vanzelf af.
C De
tijd in de baarmoeder
De meeste psychologen willen het
ongeboren kind niet als bewust wezen aanmerken. Er is ook geen overeenstemming
over het moment waarop van bewustzijn bij de zuigeling kan worden gesproken.
Wel wordt de ontwikkeling van de zintuigen volgens Souget
(1985) reeds tijdens de intra-uterine periode
voltooid. Waarneming zou derhalve reeds voor de geboorte kunnen plaatsvinden.
Er wordt over het algemeen aangenomen dat de ongeboren baby in de baarmoeder
een unieke vrijheid van fundamentele frustratie geniet (Lowe, 1975). Toch zijn
er ook therapeuten die aannemen dat het pijnlijke moment ontstaan zou kunnen
zijn nog voor het kind geboren is.
Laing (1983) geeft aan, dat Freud niet duidelijk is in zijn denkbeelden. Zo
stelt Freud wel, dat een ongeboren baby sensaties heeft, maar deze laten geen
sporen achter. Aan de andere kant zijn sensaties van het zijn in het
amnion-vocht oproepbaar uit het onbewuste geheugen. Later wordt hij iets
consequenter, als hij dergelijke sensaties post-natale
projecties noemt.
Freud ontdekte ook een soort psychische wet van traagheid, een aangeboren
tendens van alle levende wezens naar het zoeken van rust. Freud nam hierom aan
dat er een doodsdrift bestond, waarbij hij het einde van een menselijk leven
als rustpunt aannam (Freud 1971). Volgens ons had hij misschien evengoed het
begin van het menselijk leven kunnen nemen en dan was de doodsdrift een heimwee
naar de baarmoeder geworden.
Zoals in hoofdstuk
twee vermeld, maakt Peerbolte herinneringen aan de
baarmoeder geloofwaardig door Jung's theorie over
psychische energie verder uit te werken. Het is opvallend dat ook Jung's theorie verworpen werd door Freud, volgens (opnieuw)
Peerbolte, omdat deze Freud's
libidoleer en het lustprincipe zou overvleugelen. Dit lijkt te wijzen op een
weerstand tegenover ideeën of feiten, die de bestaande theorie van de psycho-analyse zouden kunnen veranderen (Peerbolte 1979).
In Freud's Traumdeutung staat dat
veel dromen gaan over het door nauwe ruimtes gaan of over het in water verblijven.
Dit zou berusten op fantasieën over het bestaan in de baarmoeder. Freud zegt
hierover, dat men zich terug wenst in de situatie waarin men zich in de
genitaliën van de moeder bevond. Het is een wens naar incest. Hetzelfde geldt
voor de wedergeboorte-fantasie (Freud 1971). Dromen over het verlaten van de
baarmoeder zijn simpelweg een omkering van de wens naar incest.
Laing (1983) gelooft niet in die omkering. Hij ontdekte, dat vele emotionele en
fysiologische angstpatronen (zoals verpletterd worden, stikken, een snelle
hartslag krijgen en jezelf bevuilen) lijken op fysiologische reacties bij de
geboorte. Volgens hem heeft men wel degelijk herinneringen aan de tijd in de
baarmoeder en aan de geboorte.
De laatste jaren echter is er meer belangstelling gekomen voor de mogelijkheid
van invloed van de tijd in de baarmoeder op de ontwikkeling van de psyche, zegt De Batselier (1979).
Vooral uit bekommernis om pre-psychotici en
schizofrenen (op wie psycho-analyse in die tijd geen
vat had), is de prenatale analyse gegroeid. Enkele therapeuten die zich
bezighouden met het 'teruggaan naar de prenatale periode' zijn: Peerbolte, Laing en Fodor. Ook
psychoanalytici als Federn, Schachtel,
Kline en Winnicott hielden
zich hier mee bezig. Elke medicus is ervan overtuigd dat zuurstoftekort en
stofwisselingsstoornissen de foetus kunnen beschadigen. Peerbolte
vindt het dan ook onverklaarbaar dat storende invloeden op de psyche tijdens de prenatale periode bijna algemeen als
'onbelangrijk' worden beschouwd.
D
Een vroeger leven
Nog verder terug in de tijd gaan de
reïncarnatietherapeuten, zoals Cladder, Kelsey, Fiore, Dethlefsen, Netherton, Wambach, Sutphen en Moore. Zij brengen allen hun cliënten terug naar
een of meerdere 'vorige levens'. Sutphen en Dethlefsen zijn ervan overtuigd dat reïncarnatie bestaat en
zij zien het ook als doel van het leven. Sutphen
stelt dat een mens net zo lang reïncarneert totdat zijn volledige
individualiteit tot ontplooiing is gekomen. Elk leven is dus een kans om lessen
te leren en deze in de praktijk te brengen. Zolang iemand niet van zijn
vergissingen geleerd heeft, is hij voorbestemd die vergissingen te herhalen.
Elke fout heeft dus een oorsprong in een vorig leven.
Dethlefsen gelooft in het door Jung ontworpen Complex-model. Dit
houdt in dat een affectieve beleving in het vervolg alle hierin passende
gevoelsmatige voorvallen verzamelt en zich op deze wijze steeds sterker met
energie oplaadt. Hoe meer voor vallen verzameld zijn in het complex, des te
moeilijker kan het bewust gemaakt worden. Om een probleem op te lossen moet de
therapeut de cliënt de allereerste affectieve beleving van dat probleem laten
herbeleven en dit kerntrauma zit in vorige levens.
De huidige
psychotherapie bewerkt volgens Dethlefsen slechts een
schakel in de keten die naar de oorzaak leidt. Ze komt niet bij de werkelijke
oorzaak.
Hoewel Netherton stelt dat cliënten voor elk
psychologisch probleem een lichamelijke verwonding in een vorig leven kunnen
aanwijzen, is hij net als Kelsy, Fiore,
Moore en Wambach ervan overtuigd, dat je psychotherapie
niet moet beperken tot vorige levens maar moet uitbreiden met deze levens.
Hiermee bedoelt hij dat men in therapie niet noodzakelijk naar een vorig leven
hoeft terug te gaan (Abercrombie en Van Kuik, 1983).
Cladder is onduidelijk over wanneer het pijnlijke
moment is voorgevallen. Het maakt hem ook weinig uit, omdat
reïncarnatietherapie wel vaak succes heeft. Hij acht de reïncarnatietherapie
vooral geschikt voor cliënten die spontaan komen met beelden, die lijken op een
traumatische gebeurtenis in een eerder leven en voor cliënten die de wortel van
het kwaad willen vinden en deze niet in het huidige leven kunnen ontdekken (Cladder, 1983).
Bespreking
Het is opvallend dat elke 'stroming'
de nadruk legt op 'zijn' periode, hetgeen doet denken aan de uitspraak dat
nieuwe stromingen extreem moeten zijn in hun stellingen om op te vallen en om
invloed te hebben. Een uitzondering hierop is de 'vroegere levens' groep,
misschien omdat zij een groter risico lopen dan de anderen om uit de boot te
vallen bij psychotherapie. Hoewel zij ook de nadruk leggen op hun eigen
periode, sluiten ze de andere mogelijkheden niet uit. Reïncarnatie-therapie
wordt niet door iedereen serieus genomen en het is ook opvallend hoe
voorzichtig de auteurs zich op dit gebied uitlaten.
Bij onze gesprekken met Cladder liet deze het ook
niet na om meermalen te wijzen op het feit dat men niet in reincarnatie
hoefde te geloven om goede effecten te krijgen. Hij gaf de indruk zelf ook geen
'gelover' te zijn, maar wilde wel heel graag weten hoe wij erover dachten en
waarom we zo geïnteresseerd waren. Toen wij daarop onze eigen ervaringen
noemden, draaide hij om als een blad aan een boom en wilde hij alles weten,
waardoor hij een heel andere indruk bij ons wekte.
Ook Vroon was bijv. in de media altijd zeer anti reincarnatie-verhalen.
Minder bekend is dat hij zich door collega Diekstra
heeft laten hypnotiseren, toen ze beiden nog bij de Leidse
universiteit werkten. Deze sessies zijn opgenomen op video en door ons bekeken.
Vroon vertelde onder hypnose vol overtuiging hoe hij door een wond in zijn nek
gestorven was in een vorig leven. Weer 'bij' begon hij meteen over die
hardnekkige nekpijn die hij frequent had en waar nooit een medische oorzaak
voor was gevonden.
Wat ook opvalt is
dat nieuwe stromingen steeds verder teruggaan. Therapeuten overwogen het belang
van de geboorte pas na de vroege kindertijd. De reïncarnatietherapie is de
meest recente.
Lees verder : 5 Wat is de waarde van het herinnerde materiaal ?